De benaming van het zink door middel van een nummer (zink 14, zink 16), stamt uit de tijd van het pakketwalsen. Deze methode werd tot ongeveer halverwege de 20e eeuw toegepast. Bij dit zinkproductieproces werden gegoten, dikke plakken zink, stuk voor stuk uitgewalst tot een dikte van circa drie millimeter. Afhankelijk van de gewenste einddikte werden vervolgens zeven tot tien van deze platen als pakket verder uitgewalst. Van de ontstane platen werd de gemiddelde dikte bepaald. De uiteindelijke dikte was niet zo exact als tegenwoordig, vandaar dat er aan de gemiddelde dikte een diktenummer werd toegekend.
Tegenwoordig wordt (titaan)zink alleen geproduceerd volgens het bandwalsproces en kan de dikte tot op de honderdste millimeter exact worden geproduceerd. De oude diktenummers zijn echter nog steeds zo ingeburgerd dat deze nog altijd worden gebruikt.
De meest gebruikte dikten zijn:
- Zink 12: 0,65 mm
- Zink 14: 0,80 mm
- Zink 16: 1,10 mm